Er bevindt zich nog iets anders achter de maag – en dat is de alvleesklier. Dat hebben we op school geleerd. De alvleesklier is om te beginnen een belangrijke spijsverteringsklier. Bij de ongeboren foetus is hij op de 28e dag al aangelegd en in de 8e en 9e week zijn de Langerhans eilandjes al te zien. Multipotente stamcellen blijven het hele leven in de alvleesklier, omdat ze voortdurend nieuwe cellen moeten aanmaken, aangezien een alvleeskliercel gemiddeld maar 40-50 dagen leeft.
De alvleesklier is een relatief grote klier die in het dwarsgedeelte van het lichaam achter de maag tussen de milt en de lever ligt. Hij is ongeveer 14 – 20 cm lang en weegt 70 – 100 g. Hij wordt in kop, lichaam en staart onderverdeeld. Hij is met de twaalfvingerige darm via een uitscheidingskanaal verbonden. Het kanaal loopt over de hele lengte van de klier. Bij de meeste mensen komt de gemeenschappelijke galbuis, de galblaasbuis, samen met de uitscheidingsbuis van de alvleesklier. Ze monden dan samen uit in de twaalfvingerige darm.
De vereniging van de twee kanalen verloopt bij verschillende mensen op verschillende manieren. Bij sommige mensen is er een tweede uitscheidingsbuis of loopt de hoofdbuis op een ongebruikelijke manier. Bij ongeveer een derde van de mensen lopen de twee kanalen naar de twaalfvingerige darm apart. Dit is voordelig, want als een galsteen in een gemeenschappelijke uitgang na de unie vast komt te zitten, kunnen spijsverteringssap en gal naar de alvleesklier tergugstromen, wat tot een levensbedreigende ontsteking van de alvleesklier (acute pancreatitis) leidt.
Exocriene alvleesklier
De alvleesklier bestaat uit twee delen met zeer verschillende functies: het exocriene en het endocriene deel. Endocrien betekent uitscheiden in het bloed en exocrien betekent uitscheiden naar buiten, in dit geval in de twaalfvingerige darm. De alvleesklier bestaat uit enkele duizenden lobben die met het blote oog net zichtbaar zijn. Deze zijn op hun beurt weer uit enkele honderden kliervormige eindstukjes opgebouwd, de acini. De afscheiding van de acini wordt via een kanalenstelsel naar de twaalfvingerige darm geleid. Dagelijks wordt ongeveer 1,5- 2 l afscheiding geproduceerd. De belangrijkste componenten zijn verschillende spijsverteringsenzymen: lipasen voor het verteren van vet, amylasen voor het verteren van koolhydraten en verschillende proteasen voor het verteren van eiwitten. De meeste spijsverteringsenzymen worden namelijk in een voorstadium gevormd dat pas in de twaalfvingerige darm in de actieve vorm wordt omgezet. Dit voorkomt dat de alvleesklier zichzelf verteert.
Ongeveer 95% van het verteringssap bestaat uit water. Het is heel belangrijk dat dit sap licht van smaak is en dat de pH-waarde rond de 8 ligt. Bij ongeveer één op de 2000 pasgeborenen is de pancreasafscheiding door een genetisch defect erg stroperig en de pH-waarde bijna neutraal. Hierdoor is het milieu in de twaalfvingerige darm ook te zuur waardoor de vetvertering niet goed kan functioneren. Dit leidt tot vettige ontlasting. In de alvleesklier zelf raken de kanalen door de stroperige afscheiding verstopt. Ook in de longen treden verstoppingen en littekenvorming op. Het ziektebeeld wordt mucoviscidose of taaislijmziekte genoemd.
Pancreascarcinoom is na colon- en maagcarcinoom de meest voorkomende tumor van het spijsverteringskanaal. Roken, frequent koffiegebruik, diabetes type I en chronische pancreatitis kunnen het risico verhogen. De prognose van alvleesklierkanker is meestal erg slecht, omdat de diagnose zelden vroeg wordt gesteld en er dan grote delen van de alvleesklier of de hele alvleesklier moeten worden verwijderd, vaak nog inclusief een deel van de twaalfvingerige darm. 70 – 80% van de kankers is afkomstig van de exocriene alvleesklier.
Endocriene alvleesklier
De alvleesklier bevat groepen cellen die in de rest van het weefsel kleine eilandjes vormen en die naar hun ontdekker, de Duitse arts Paul Langerhans Langerhans-eilanden worden genoemd. Dit zijn clusters van cellen met een diameter van 0,1 tot 0,4 mm. Een volwassene heeft er ongeveer een miljoen. Dit is ongeveer 2% van het gewicht van de alvleesklier. Ze behoren tot het hormoonstelsel en geven hun syntheseproducten rechtstreeks af aan het bloed. De belangrijkste functie van deze eilandjes is het reguleren van de bloedsuikerspiegel. Ongeveer 70% van de eilandjes produceert insuline. Deze cellen worden B-cellen genoemd. 20% zijn A-cellen en produceren glucagon, het contra-hormoon voor insuline. De D-cellen vormen 5% en produceren somatostatine, dat zelfs in kleine hoeveelheden de afgifte van glucagon belemmert. De PP-cellen vormen nog eens 5%. PP, het pancreas polypeptide, bestaat uit eiwitten en verhoogt de beweeglijkheid van de dunne darm. Dit is erg belangrijk voor de spijsvertering, zodat de voedselbrij goed gemengd wordt en met de bloedvaten in contact komt. Op die manier kunnen de voedingsstoffen beter worden opgenomen.
Routes
De alvleesklier wordt doorkruist door zenuwbanen, lymfevaten, lymfeklieren, slagaders en aders. De bloedtoevoer verloopt via verschillende slagaders. De alvleesklier wordt door een dubbele ring van bloedvaten gevoed. De kleinste aders, de capillairen, zijn overwegend venstervormig. Ze hebben kleine venstertjes waardoor de endocriene cellen rechtstreeks met het bloed communiceren. Op deze manier meten de cellen de bloedsuikerspiegel en kunnen de hormonen direct in het bloed afgegeven.
Bloedsuikerregulatie
Het reguleren van de bloedsuikerspiegel is heel belangrijk. In het bloed zijn koolhydraten in de vorm van glucose aanwezig. De concentratie in een gezonde volwassene is ongeveer 80 – 100 mg per 100 ml bloed. De twee belangrijkste hormonen die bij de regulatie betrokken zijn komen van de alvleesklier: insuline en glucagon. Het zijn antagonisten. Insuline verlaagt de suikerspiegel en glucagon verhoogt deze. Na een maaltijd wordt glucose in het bloed opgenomen. De bloedsuikerspiegel stijgt. Bij gezonde mensen zorgt dit ervoor dat insuline in het bloed vrijkomt. Het is de bedoeling dat de suikerspiegel weer naar normaal daalt. Insuline maakt de weg voor het bloedsuiker vrij om de lichaamscellen binnen te gaan. Daar wordt het in energie omgezet. Bovendien zorgt insuline ervoor dat de overtollige glucose naar de lever of de spieren wordt geleid. Daar wordt glucose in glycogeen omgezet en opgeslagen.
Als de suikerspiegel onder het normale niveau zakt (honger, werk), zorgt glucagon ervoor dat de lever weer glycogeen vrijmaakt, het wordt in glucose omgezet en komt weer in het bloed terecht. De suikerspiegel stijgt opnieuw. Als je weer eet of de spieractiviteit verhoogt, begint het hele proces opnieuw. Voortdurende voedselinname, zoals constant snacken, overbelast deze regelkring, die vroeg of laat faalt en we eindigen met diabetes mellitus type II. Obesitas bevordert ook de ontwikkeling van diabetes. Vroeger werd dit type diabetes ouderdomsdiabetes genoemd. Maar omdat patiënten met diabetes door een onredelijke levensstijl steeds jonger worden, is deze term verlaten.
Verschillende geneesmiddelen, orale antidiabetica, kunnen de afscheiding van insuline uit de B-cellen verhogen en worden gebruikt om diabetes type II te behandelen.
Diabetes type I is een auto-immuunziekte met gerichte vernietiging van de B-cellen die insuline produceren. Deze diabetes kan alleen met insuline-injecties worden behandeld. De B-cellen kunnen door virale infecties beschadigd raken. Recente studies tonen aan dat bepaalde bestanddelen van koemelk, als ze te vroeg in de darmen van gevoelige baby’s terechtkomen, deze cellen ook kunnen beschadigen. Het is daarom echt zinvol om pasgeborenen zo lang als mogelijk borstvoeding te geven.
Ook wanneer de D-cellen, bijvoorbeeld door een tumor beschadigd worden, stijgt de bloedsuiker. PP-celtumoren veroorzaken ernstige diarree.
We zien dat onze alvleesklier een heel belangrijk orgaan voor onze spijsvertering en algehele stofwisseling is. We doen er goed aan om er goed voor te zorgen. We moeten het niet altijd op volle toeren laten werken indien we snacken of te veel maaltijden per dag te eten. Een gezonde volwassene kan met drie maaltijden uitkomen. Hij heeft geen tussendoortjes nodig. Tussen de maaltijden door zou hij alleen, idealiter water moeten drinken. God heeft in zijn wijze scheppingskracht een zeer interessant orgaan in ons lichaam geïmplanteerd. We kunnen ons alleen maar verbazen over hoe fijn en wonderbaarlijk onze hele stofwisseling van kleine dingen afhankelijk is die als de vele raderen van een uurwerkmechanisme met elkaar samenwerken.
Blijf geinformeerd
Meld je aan voor onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte over je gezondheid
Esther Neumann heeft voedingsleer aan de Universiteit van Wenen gestudeerd. Sindsdien was ze auteur voor het gezondheidstijdschrift “Leben und Gesundheit” en gaf op verschillende plaatsen in Oostenrijk gezondheidslezingen.
Geef een reactie